1990 – 1999

Meestal voel ik mij ontzettend eenzaam. Ik ben genoeg getraind om niet verdrietig te worden. Die eenzaamheid is die van de kunstenaar, als hij helemaal op zichzelf wordt teruggeworpen. Hevig zoek ik naar een punt om me uit die eenzaamheid te kunnen trekken. Mijn eenzaamheid als kunstenaar dwingt mij het alleen-zijn te ontkomen door te werken.

Terwijl het enorme verdriet over de dood van zijn kinderen leidde tot vaak enigszins lieflijke schilderijen, met door de omstandigheden door vrienden aangereikte bespiegelingen over engelen, werk dat vooral een functie had als balsem voor de ziel, bleef hij in zijn beelden de wereld tegemoet treden. 

Naar aanleiding van de gruwelijke toestand in België, met de ontvoering van en moord op meisjes, – de naam van de dader wordt hier bewust niet genoemd, dat zou teveel eer zijn-, begon hij aan een groot houten beeld met als thema het verdriet van de vrouwen en moeders die hun kind op zo’n vreselijke manier verloren.

Het thema verlamde hem tegelijkertijd zo dat hij er niet verder aan kon werken. De zo mogelijk nog gruwelijker en in elk geval veel omvangrijker verkrachting van en moord op vrouwen en meisjes in de Balkanoorlogen dwongen hem innerlijk een daad te stellen die op zijn weg lag: het beeld werd opnieuw aangevat en uiteindelijk gepolychromeerd, nu met als titel ‘De vrouwen van Srebrenica’. 

Zijn al veel eerder in werk neergeslagen engagement met vluchtelingen en ander onrecht kreeg hier een culminatiepunt.

Lees meer