1980 – 1989
Om het contact met het normale leven te kunnen behouden heb ik het vrouwelijke steeds gezocht en vaak gevonden. Naar gelang het kunstenaarschap zich sterker aandiende en groeide, kwam de behoefte, de drang en soms de schreeuw opzetten om mijn weg te gaan, zoals de vrouw mij die kon wijzen.
De productiviteit van Eggen bleef ook in dit decennium onverminderd hoog, het aantal tentoonstellingen waarop hij die aan het publiek liet zien eveneens.
Kasteel Hoensbroek werd een terugkerende plek waar fameuze exposities plaatsvonden, maar ook elders in het land toonde hij zijn werk. Daarbij was hij in zoverre niet kieskeurig dat hij ook op minder bekende of voor de hand liggende plaatsen exposeerde, ómdat hij vond dat kunst er was voor iedereen, en bijgevolg ook bereikbaar moest zijn voor iedereen, ook in financiële zin.
Om die reden was hij ook bereid om lezingen of presentaties te geven aan zeer uiteenlopende groepen, maar ook op scholen.
In de jaren 60 had hij zelfs jaren les gegeven aan een meisjesmavo in Valkenburg, om zo de band met de jongste generatie ook te ervaren.
Uit al die wisselende ontmoetingen kwamen vaak lange vriendschappen, of samenwerkingsverbanden voort.
Lees meerTerwijl zijn beelden in dit decennium steeds minimalistischer werden, met een Sebastiaan die slechts bestond uit een enigszins in vorm gehakte en geslepen figuur, gold dat niet voor zijn werk op papier dat steeds voller en kleurrijker werd.
Daar tussendoor bleef Eggen de schilder die hij van oorsprong was, en zou blijven. Veel portretten, maar ook meer symbolische werken met snijdende lijnen, en in lichte tinten.
Zijn grafisch oeuvre, en dan met name de lino’s, bleef een constante uitingsvorm, met onverminderd sterk werk.
Ook zijn vingeroefeningen in de vorm van wassen beeldjes, die vroeg of laat afgegoten konden worden, waren een vast gegeven. Velen daarvan zijn nooit afgegoten omdat hij ze opsloeg als ‘pensioenvoorziening’: als hij ooit de kracht zou missen voor het grote kapwerk kon hij zich hier op storten.
Dat laat onverlet dat er in dit decennium wel degelijk ook nog grote stenen beelden onder zijn beitel vandaan kwamen.
Voor Susteren kapte hij uit een blok Naamse steen van 7000 kg ‘De Ambachtsman’, een optelsom van weergaves van ambachten in de vorm van een gestileerde mensfiguur, bijgevolg bekroond met een kop.
Realistischer is zijn laatste grote beeld, voor Meterik, van drie elkaar omhelzende vrouwen. Die omhelzing zou troost genoemd kunnen worden want tijdens het kappen aan dit beeld overleden in 1989 binnen vier weken zijn twee jongste kinderen, Pieter en Ida. Een slag die hij nooit meer echt te boven zou komen, ook al leek een explosie aan kleur in zijn schilderijen op het tegendeel te wijzen.
Het verlamde hem dusdanig dat het beeld voor Meterik enkele jaren onaf bleef. Het zou zijn laatste grote stenen beeld zijn.
In het volgende decennium kwam wel nog een groot houten beeld tot stand.
Van een geheel andere orde is een enorm open scherm voor een kerk in Schermerhorn waar binnen een structuur van staal met gebrandschilderd glas en koper een vrije figuratie tot stand kwam.
Eggen heeft daarmee opnieuw zijn veelzijdigheid en vooral ook durf om iets nieuws aan te pakken laten zien.
Ingetogener maar zeker zo spraakmakend is de serie vrijstaande beeldengroepjes voor een kerk in Wildbergerhütte in het Sauerland. Vertrouwd, in zekere zin, maar toch anders.
Werk
Documenten
Hierna volgt een selectie uit foto’s, teksten, krantenberichten, recensies, uitnodigingen en affiches van exposities om het leven en werk te illustreren.