1950 – 1959
Iets moois beleefde ik vanmiddag. Ik heb een stel gouaches gemaakt. De kusten zijn vol blauw, groen, rood en prachtig paars komt overal op.
Na zijn terugkeer naar Limburg gaan Gene en Fien in Ulestraten wonen: er is een woning beschikbaar boven de winkel van de Coöperatie Ons Dagelijks Brood, aan de voet van de Kerkberg, en bij de overburen kan hij een ruimte gebruiken als atelier.
In 1950 zijn de eerste twee kinderen er, en dus moet voor het dagelijks brood gezorgd worden. In principe geen opdrachten van de kerk, maar wel een grote werklust.
Het dorp snapt er niet veel van. De jongeling die in 1943 naar Amsterdam ging is nu een volwassen man, met een baard, én met een struise ‘Hollandse’ vrouw. En wat hij doet snapt men zo mogelijk nog minder, en dat zal lang duren.
Lees meerEr zit niets anders op dan de ‘goddelijke opdracht’ volgen, en kunst maken. Tegelijkertijd is Gene wel zo kien dat hij in allerlei technieken zijn vaardigheid laat zien, voor als er iemand komt voor een opdracht. Zelfs textielapplicaties en borduurwerk schuwt hij niet.
In 1951 verhuist het gezin naar Vliek en trekt in bij zijn ouders in hun boerderijtje, waar hij in de schuur een atelier inricht én een eigen zitkamer, om zijn ouders niet nodeloos te belasten.
Maar de immer bezige kunstenaar timmert behoorlijk aan de weg; hij wordt ruim opgemerkt, krijgt tentoonstellingen en bijna altijd goede recensies.
Particulieren weten hem te vinden en ook een enkele dissidente geestelijke, waardoor hij toch voor de kerk kan gaan werken.
Vervolgens ontstaat er een niet aflatende stroom werk waarbij Gene, die immers is opgeleid als schilder, graficus en monumentaal vormgever ook een getalenteerde beeldhouwer blijkt te zijn. De beelden, in hout en steen, vertonen invloeden van zijn grafiek in het lijnenspel van gezichten en gewaden, maar worden in de loop van het decennium steeds vrijer. In zijn schilderijen heeft hij de vrijheid al lang, in zijn monumentale werken als wandschilderingen en later ook mozaïeken, maar ook in zijn houtsnedes, gouaches, aquarellen en tekeningen komt langzaamaan een abstracte ondertoon tevoorschijn die zich in latere decennia op wisselende manieren manifesteert.
Interessant is hoe Gene, zeker vanaf de jaren 70, zijn kunstenaarschap definieert in tal van notities, die tegelijkertijd behalve reflectie ook vooruitblik zijn, op zijn positie als kunstenaar, maar ook als verantwoording.
Op kerkelijk gebied doet zich in 1957 een ontmoeting voor die hem jaren later de kroon bezorgt op zijn religieuze werk, de ontmoeting met Jo Gijsen, die hem later als bisschop van Roermond eerst de kapel van zijn nieuwe seminarie in Rolduc en daarna zijn eigen huiskapel zal laten maken. Maar dan zitten we in de jaren 70.
In de jaren 50 maakt Gene een aantal spraakmakende, zij het traditionele kerststallen, o.m. voor het ziekenhuis in Heerlen, maar ook voor particulieren. Daarnaast ook tal van kruisbeelden en van heiligenbeelden, te beginnen met drie meer dan levensgrote Barbarabeelden, voor Eygelshoven, Waubach en Wessem. Plus natuurlijk zijn allereerste grote religieuze beelden, de vier evangelisten bij de ingang van de kerk van Johannes de Doper, in Eygelshoven. De man achter die opdracht is pastoor Widdershoven, maar zeker ook zijn kapelaan, Joseph Pfennings, die zijn hele leven een meer dan open oog, ook sociaal, heeft voor kunstenaars, met de kerk in Ohé en Laak als belangrijk podium, maar ook de gemeente Brunssum.
Eggen maakt voor hem voor die kerk in Ohé en Laak een gekruisigde Christus die door de Bisschoppelijke Bouw Commissie verwijderd wordt omdat die ‘gewild primitief en dus blasfemisch’ is. Eggen staat op dat moment, met Aad de Haas, te boek als iemand ‘jonge hond’ (citaat moet nog gepreciseerd worden. CE).
Werk
Documenten
Hierna volgt een selectie uit foto’s, teksten, krantenberichten, recensies, uitnodigingen en affiches van exposities om het leven en werk te illustreren.